Familie Lewenstein wil Kandinsky terug: ‘Stedelijk handelt onethisch’

In de oorlog raakte de familie Lewenstein de schilderijencollectie kwijt. Donderdag is er een rechtszaak tegen het Stedelijk en de gemeente over een werk van Kandinsky. Rob Lewenstein licht de claim toe.

Hanneloes Pen27 oktober 2020, 9:41

De liefde voor kunst zit bij de familie Lewenstein in de genen. Emanuel Albert Lewenstein (1870-1937), directeur van het gelijknamige naaimachinebedrijf in Amsterdam, kon wegens zijn lucratieve handel een uitgebreide verzameling van schilderijen aanleggen. “Mijn grootouders hadden een Rembrandtverzameling, werken van Kandinsky, Van Gogh, Renoir en Manet. Deze hingen onder meer in het hoofdkantoor op de Dam,” zegt kleinzoon Rob Lewenstein, achter in de zestig.

In de oorlog raakte de familie de gehele collectie – op een ets van Rembrandt na – kwijt. De erfgenamen voeren al jaren een juridische strijd om het werk Bild mit Häusern van Kandinsky, in de jaren twintig gekocht door Robs grootvader, terug te krijgen van het Stedelijk Museum; dat zou het schilderij op onethische wijze hebben verkregen.

Het zit Rob Lewenstein nog altijd ontiegelijk dwars. Hij woont al jaren in een zelfgebouwde blokhut van twee verdiepingen op een afgelegen plek in de Verenigde Staten, maar was graag naar Nederland gekomen voor de rechtszaak. Covid-19 gooide echter roet in het eten. Het interview geschiedt nu via de telefoon in aanwezigheid van James Palmer van het Canadese bedrijf Mondex Corporation, dat erfgenamen van gestolen Joods erfgoed bijstaat. Een portretfoto, zijn leeftijd en woonplaats mag hij van Palmer om veiligheidsredenen niet delen.

Autopech

Lewenstein is een getalenteerd muzikant die mondharmonica, slagwerk en keyboards speelt en heeft opgetreden met legendarische blues­artiesten als B.B. King, Jimmy Rogers, Junior Wells en Buddy Guy. Hij heeft zijn grootouders niet gekend, maar kent de verhalen over de zaak en de schilderijenverzameling uit de overlevering. “Mijn grootvader runde een goedlopende naaimachinebusiness, had een winkel in de Kalverstraat en vestigingen in Frankrijk, België, Zwitserland en Duitsland.”

Robert Gotschalk Lewenstein (1905-1974), de vader van Rob, nam de zaak voor de oorlog over, maar vluchtte in 1940 samen met zijn vrouw met de auto naar Frankrijk. “Ze hadden een schilderij van Rembrandt meegenomen, maar de wagen ging stuk en zo raakten ze ook dat schilderij kwijt. Tot op de dag van vandaag weten we niet waar de Rembrandts zijn gebleven.”

In 1948 emigreerde Robs vader naar de Verenigde Staten, waar hij hertrouwde. In de jaren vijftig bracht hij met zijn zoon een bezoek aan het hoofdkantoor op de Dam. “Mijn vader liet de lege plekken op de muur langs het trappenhuis zien waar de etsen van Rembrandt hadden gehangen. Er waren lichte vierkante plekken op de wanden achterbleven. Het was indrukwekkend.”

Slechts één ets van Rembrandt is in de familie gebleven: De opwekking van Lazarus, uit 1632. “De ets van Rembrandt hing bij ons thuis aan de muur. Ik keek er elke dag naar.”

Bild mit Häusern en een ander schilderij van Kandinsky, Das bunte Leben, werden in 1940 aangeboden op de veiling van Frederik Muller & Co in Amsterdam. Het Stedelijk kocht Bild mit Häusern voor 160 gulden – een schijntje van de oorspronkelijke waarde van 2000 tot 3000 gulden. Inmiddels zou het werk rond de 20 miljoen euro waard zijn.

Rondedansje

De restitutiecommissie boog zich in 2013 over de verkoop op verzoek van de erven, het Stedelijk Museum en de gemeente Amsterdam, dat officieel in het bezit was van het schilderij, omdat het museum in 1940 niet zelfstandig was.

In 2018 oordeelde de commissie dat het schilderij in de collectie van het Stedelijk mag blijven. Bij het schilderij hangt nu een bordje met uitleg: ‘Er is niet gebleken dat het museum het werk in 1940 niet te goeder trouw heeft verworven.’

Lewenstein heeft het werk nooit ‘live’ gezien. “Ik heb het wel op mijn computer staan en kijk er vaak naar.” Daarbij voelt hij de woede elke keer opborrelen. “Dat schilderij was van mijn familie, het is een erfstuk. De naam van mijn grootvader stond op de achterkant van de schilderijen. Je weet dat het van jou is, maar je krijgt het niet terug omdat er sprake was van onethisch handelen en vriendjespolitiek.”

Als het schilderij weer in familiehanden komt, blijft het niet in het Stedelijk Museum hangen, zegt Lewenstein. “Zij zijn onethisch geweest. Ze weten dat dit schilderij niet van hen is maar willen het niet teruggeven. We hebben het met de familie erover gehad om bij teruggave het schilderij een tijd in het Joods Historisch Museum te laten hangen.”

Maar als het zover is, gaat hij eerst met een kop koffie een paar uur voor het schilderij zitten om te genieten van de prachtige kleuren. “Ik ga dan een liedje spelen en maak een ronde­dansje.”

Kader: Groot in naaimachines

Het naaimachinebedrijf van de Lewensteins werd in 1868 opgericht door koopman Adolf Lewenstein en groeide uit tot een van de grootste toeleveringsbedrijven voor de kledingindustrie. De zaak, die winkels in de Warmoesstraat en de Kalverstraat had, kreeg filialen in elf steden, waaronder Rotterdam, Utrecht en Leiden.

Het hoofdkantoor verruilde in 1913 de Oudezijds Voorburgwal voor het pand Vijgendam 12, het huidige Dam 17. In de jaren zestig werd het verplaatst naar de Pieter Calandlaan 5, vlak bij het nog te bouwen Confectiecentrum.

Naast de verkoop van naai- en breimachines was het ook mogelijk dergelijke machines te huren. Een geldophaler kwam wekelijks het verschuldigde bedrag ophalen.

In de jaren zeventig van de vorige eeuw heeft de firma geëxperimenteerd met een systeem waarbij men zelf kleren kon vervaardigen onder deskundige leiding in door de firma ingerichte ‘naaierettes’.

In de oorlog kwam het bedrijf onder een zogenaamde Verwalter (zaakwaarnemer) en werden tientallen werknemers ontslagen.

Na de oorlog bouwde Robert Lewenstein de zaak weer op. De firma groeide uit tot een bedrijf van 150 medewerkers. In 1993 werd nog het 125-jarig bestaan gevierd in een tv-studio in Aalsmeer.

Lewenstein ging in 1998 failliet.