Stedelijk Museum wil schilderij Kandinsky niet afstaan

Het Stedelijk Museum is niet bereid een schilderij van Wassily Kandinsky af te staan noch te onderhandelen over een eventuele compensatie voor de erfgenamen Lewenstein. In hun ogen heeft de Restitutiecommissie in 2018 juist geoordeeld dat de erfgenamen geen recht hebben op het schilderij Bild mit Häusern uit 1909, omdat het schilderij niet is geroofd. 

Hanneloes Pen 29 oktober 2020, 14:41

Donderdagochtend eisten de erfgenamen Lewenstein tijdens een gerechtelijke procedure het schilderij van het museum terug.

“De Restitutiecommissie heeft haar taak in 2018 naar behoren uitgevoerd. Er is geen reden om erop terug te komen of het werk over te doen. Zij zijn deskundig en in staat de zaak te beoordelen. Er zijn ook geen aanwijzingen dat het schilderij is geroofd,” aldus advocaat Paul Loeb namens het Stedelijk Museum en de gemeente Amsterdam. 

Volgens de Restitutiecommissie moet de verkoop van het schilderij ‘zijn veroorzaakt door de verslechterde financiële omstandigheden’ waarin Lewenstein al voor de Duitse inval verkeerde. 

De advocaten van de erfgenamen bestrijden dat. “De financiële situatie van de familie Lewenstein was geen reden om het schilderij te verkopen,” aldus advocaat Axel Hagedorn namens drie erfgenamen. “In september 1940 was sprake van een positief saldo van 110.000 gulden. Robert Lewenstein behoorde met een inkomen van ruim 5200 gulden per jaar tot de vijf procent belastingbetalers met de hoogste inkomens.”

160 gulden

De toenmalige directeur David Röell van het Stedelijk Museum maakte, aldus Hagedorn, met de Joodse kunstverzamelaar Salomon Slijper in 1940 onderling prijsafspraken over de twee ter veiling aangeboden Kandinsky-schilderijen waarbij ze elkaar niet zouden overbieden. Het schilderij werd door het Stedelijk gekocht voor 160 gulden. “Maar er is geen bewijs dat dit bedrag daadwerkelijk bij de beweerde verkopers terecht is gekomen. Daar moet bewijslast van komen.”

Kantoorgenoot Simon van der Sluijs schetste de situatie van Lewenstein, die een naaimachinehandel op de Dam runde: “Direct na de invasie is door de Duitsers begonnen met het roven van kunst. Er werd gebruik gemaakt van druk en dwang en de terechte angst die leefde onder de Joden. Die angst is niet voorbijgegaan aan de familie Lewenstein. De nazi’s marcheerden langs hun kantoor op de Dam. De veiling van kunstvoorwerpen van de familie Lewenstein als vrijwillig te bestempelen, is als bizar te kwalificeren.”

Partijdigheid en belangenverstrengeling

Er is volgens de advocaten van de erfgenamen daarnaast sprake van een ‘schijn van partijdigheid en belangenverstrengeling’ bij drie tot vier van de zeven leden van de Restitutiecommissie. Zij hebben een band met het Stedelijk Museum, zijn lid van de Business Club van het Stedelijk Museum, werken bij een kantoor dat het museum sponsort. 

Van belangenverstrengeling of partijdigheid is volgens advocaat Loeb echter geen sprake. Geen van de vier had financieel belang bij het museum of was ooit in dienst van het museum.

Rein Wolfs, directeur van het Stedelijk Museum, zei ter zitting: “Dat het museum versluierend heeft gehandeld, herken ik niet. Het museum is juist transparant en zorgvuldig. Het is zich in deze zaak van zijn verantwoordelijkheid bewust.”

De uitspraak volgt op 16 december.